Voorbeelden van klachten
De Ombudsman Pensioenen bestaat sinds 1995. Vanaf het begin worden er jaarlijks honderden klachten behandeld. Hieronder volgen een aantal voorbeelden.
Ik wist niet dat mijn ANW-hiaatpensioen op 65 jaar stopt.
LEES VERDER . . .
Uw pensioen is te hoog
LEES VERDER . . .
De verzekeraar betaalt alsnog het ouderdomspensioen gesplitst uit
LEES VERDER . . .
Mijn partner doet afstand van het bijzonder partnerpensioen
LEES VERDER . . .
Mijn partnerpensioen is te laag
LEES VERDER . . .
De ene arbeidsongeschiktheid is de andere niet
LEES VERDER . . .
Pensioen omlaag door te gaan samenwonen
LEES VERDER . . .
De AOW-leeftijd is sinds 2013 stapsgewijs verhoogd. Mevrouw is 65 geworden. Nu zij 65 is geworden wordt haar ANW-hiaatpensioen stopgezet. Mevrouw is daar verbaasd over. Zij ontvangt nog geen AOW. Mevrouw vindt dat haar ANW-hiaatpensioen door moet lopen tot haar AOW-leeftijd. De ombudsman vraagt het pensioenfonds om uitleg.
Het pensioenfonds zegt het pensioenreglement goed te hebben uitgevoerd. Cao-partijen in de branche hebben nou eenmaal besloten ANW-hiaatpensioen niet aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Hierdoor bleef de einddatum op de 65 jarige leeftijd staan.
Hoe kon mevrouw dat weten? Die vraag stelt de ombudsman aan het pensioenfonds. Het pensioenfonds zegt dat het zo geregeld is in het pensioenreglement. De ombudsman vindt dat het fonds mevrouw had moeten informeren over de verhoging van de AOW leeftijd én de gevolgen van die verhoging voor haar ANW-hiaatpensioen. Nu dat niet gebeurd is heeft mevrouw geen financiële voorziening kunnen treffen.
Het pensioenfonds erkent dat het mevrouw ten onrechte niet heeft geïnformeerd en betaalt aan haar een financiële tegemoetkoming. Het pensioenfonds zegt ook toe alle ANW-hiaatgerechtigden te informeren over de gevolgen van de verhoging van de AOW leeftijd.
Meneer is eerst in 2016 gedeeltelijk en pas later in 2019 volledig met pensioen gegaan. Vanaf 2019 ontvangt hij een levenslang ouderdomspensioen. Het pensioenfonds stuurt hem in november 2018 een zogenaamde ‘toekenningsbrief’. In juni 2019 stuurt het fonds hem een correctiebrief met als boodschap: uw levenslange pensioen is te hoog vastgesteld, want het pensioenfonds heeft geen rekening gehouden met een deel van het pensioen dat al vanaf 2016 is uitbetaald. Meneer vindt dat het pensioenfonds het hogere foutieve pensioenbedrag uit de toekenningsbrief moet blijven uitkeren. Het pensioenfonds besluit het te veel betaalde pensioen niet terug te vragen. Maar voor de toekomst krijgt meneer wel een lager pensioen.
Ook krijgt meneer drie maanden lang een tegemoetkoming van het pensioenfonds om de achteruitgang in inkomen wat te verzachten (de zogenaamde ‘gewenningsperiode’). De ombudsman vindt dat pensioenuitvoerders altijd correct de hoogte van het ouderdomspensioen moeten kunnen berekenen. Gepensioneerden mogen niet de dupe worden van de fouten in de administratie. Pensioenfondsen kunnen niet verwachten dat gepensioneerden de pensioenbedragen zelf narekenen. De ombudsman vindt dat in dit geval het pensioenfonds goed heeft gereageerd door het te veel betaalde pensioen niet terug te vorderen en drie maanden een extra bedrag uit te betalen.
Volgens de wet moet bij een scheiding de verdeling van het ouderdomspensioen binnen 2 jaar worden gemeld bij de pensioenuitvoerder. Bij deze klacht heeft de ex van mevrouw de melding niet binnen 2 jaar gedaan. Mevrouw wil echter niet afhankelijk zijn van haar ex en vraagt de verzekeraar haar deel van het pensioen rechtstreeks aan haar uit te betalen.
De verzekeraar wil aanvankelijk niet meewerken, omdat volgens de verzekeraar de belastingdienst dat verbiedt. De ombudsman zoekt het uit en neemt contact op met de belastingdienst. Die zegt dat alleen de afspraken in het echtscheidingsconvenant relevant zijn en niet de termijn waarbinnen de echtscheiding is gemeld bij een pensioenuitvoerder. De verzekeraar besluit alsnog haar deel van het pensioen rechtstreeks aan haar uit te betalen.
Meneer is gepensioneerd. Bij zijn pensionering kon hij zijn partnerpensioen uitruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Dat is niet gebeurd. Na zijn pensionering gaat hij scheiden. Zijn ex besluit afstand te doen van het bijzonder partnerpensioen. Die afstandsverklaring wordt verwerkt door het pensioenfonds. Vervolgens vraagt meneer het pensioenfonds om het partnerpensioen, waarvan zijn ex afstand heeft gedaan, om te zetten in een hoger ouderdomspensioen. Het pensioenfonds werkt daar niet aan mee. Want, een eenmaal gemaakte keuze bij pensionering om niet uit te ruilen, kan niet worden teruggedraaid. Wel is het fonds bereid om de rechten van zijn ex te herstellen, zodat zijn ex weer het bijzonder partnerpensioen kan ontvangen, als meneer overlijdt.
Mevrouw begrijpt niet dat haar partnerpensioen zo laag is, terwijl haar man meer dan 40 jaar heeft gewerkt en een goed inkomen had. Mevrouw dient een klacht in bij de ombudsman.
Haar man blijkt destijds zijn opgebouwde pensioen te hebben overgedragen naar het pensioenfonds van een nieuwe werkgever. Meneer wist niet dat het partnerpensioen van het overgedragen pensioen op risicobasis was gefinancierd. Bij die waardeoverdracht kon meneer het overgedragen ouderdomspensioen laten splitsen in ouderdomspensioen en in partnerpensioen. Dat is echter niet gebeurd. Het gevolg daarvan is dat mevrouw nu alleen het partnerpensioen ontvangt, dat is opgebouwd in de laatste zeven jaar voor het overlijden van haar man.
Bij deze klacht heeft de ombudsman helaas moeten besluiten niet te bemiddelen. Het is bijzonder vervelend dat meneer zich niet heeft gerealiseerd dat het partnerpensioen bij zijn eerste werkgever op risicobasis was verzekerd en geen waarde had op het moment dat hij naar zijn nieuwe werkgever ging. Het zou niet redelijk zijn om het “nieuwe” pensioenfonds te vragen een partnerpensioen uit te betalen dat er niet is.
Meneer is in 1999 ziek geworden en in 2000 in de WAO terecht gekomen. De verzekeraar kende hem een premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid (PVA) toe. Meneer werd in 2003 arbeidsgeschikt verklaard, waarna de verzekeraar zijn PVA stopzette.
Meneer ging vervolgens uit dienst. Kort daarna werd hij opnieuw arbeidsongeschikt en ontving een volledige WAO-uikering van het UWV, maar zijn PVA werd door de verzekeraar niet hervat. Meneer is het hier niet mee eens. De ombudsman legt uit hoe dat komt. De voorwaarden van de verzekeraar voor PVA zijn anders dan die voor de WAO van het UWV. De verzerkaar kent niet de mogelijkheid om de PVA na eerdere stopzetting opnieuw toe te kennen. Het UWV wel. Dat het UWV die mogelijkheid wèl kent betekent niet dat de verzekeraar dat ook moet doen. Het is niet verboden dat de verzekeraar in dit geval anders omgaat met de nieuwe arbeidsongeschiktheid dan het UWV.
Mevrouw is jong weduwe geworden. Ze ontvangt van het pensioenfonds van haar overleden man een partnerpensioen. Mevrouw ontmoet een nieuwe partner en in de zomer van 2017 wil ze met hem gaan samenwonen. Maar eerst vraagt ze bij het pensioenfonds of dat gevolgen heeft voor haar partnerpensioen. Het antwoord is nee. Toch wordt haar partnerpensioen met 75% gekort. Later blijkt dat als zij na 1 januari 2018 was gaan samenwonen dat geen gevolgen voor haar partnerpensioen zou hebben.
Het pensioenfonds komt na brieven van de ombudsman tot de slotsom dat de toepassing van het reglement in dit geval tot een onbillijke uitkomst leidt. Het pensioenfonds besluit de korting terug te draaien. Hieruit blijkt maar weer hoe belangrijk het is dat een pensioenfonds ook telefonisch, de juiste informatie geeft.