Formeel advies 2019

De ombudsman maakt incidenteel gebruik van het instrument van het formele advies. In 2019 is het in één zaak tot een formeel advies gekomen over de plicht van een pensioenfonds om correcte informatie te verstrekken.

Waar ging het in deze zaak om? Klager bereikte in november 2016 zijn AOW-leeftijd en wilde dan ook zijn pensioen laten ingaan. In mei 2016 vraagt hij aan zijn pensioenfonds om een toelichting. Hij heeft namelijk geconstateerd dat het pensioen dat hij uit de pensioensimulator van het fonds haalt hoger is dan een aanbieding die hij heeft ontvangen. Het pensioenfonds gaat opnieuw rekenen en stuurt in juni een gedetailleerde berekening met een nieuw bedrag; lager dan de pensioensimulator, maar hoger dan de aanbieding. Het nieuwe bedrag staat ook op het aanvraagformulier dat hij in oktober ontvangt. Klager zet zijn handtekening onder het aanvraagformulier met dit bedrag. Bij deze informatie is vermeld dat het nog indicatieve berekeningen zijn.


Kort daarna krijgt hij een toekenningsbrief van het pensioenfonds met hetzelfde bedrag (zonder voorbehoud) als vermeld in de eerdere indicatieve berekeningen, met voorbehoud. Nadat het pensioen is ingegaan meldt het pensioenfonds in een brief aan klager dat zijn pensioen te hoog is vastgesteld en naar beneden wordt bijgesteld. Hierna wordt de klacht ingediend.


De Ombudsman Pensioenen correspondeert en overlegt meerdere keren met het pensioenfonds. De mening van de ombudsman is dat een deelnemer op enig moment moet kunnen vertrouwen op de berekeningen die een pensioenfonds verstrekt. Op een bedrag dat zonder enig voorbehoud in een toekenningsbrief wordt vermeld, nadat vele malen wel voorbehouden zijn gemaakt, kan een pensioenfonds niet plotseling ten nadele van de deelnemer terugkomen. De ombudsman voelt zich daarbij gesteund door artikel 48 Pensioenwet: communicatie van de pensioenuitvoerder moet correct, duidelijk en evenwichtig zijn. Op enig moment mag iemand erop vertrouwen, dat het bedrag dat hij krijgt correct is.


Het pensioenfonds is het daar niet mee eens en stelt dat een deelnemer krijgt waar hij volgens het reglement recht op heeft. Een fout van het pensioenfonds kan niet ten laste komen van het collectief. Alleen als een deelnemer onomkeerbare beslissingen heeft genomen en daardoor in financiële problemen komt kan dat anders zijn.

Het pensioenfonds en de ombudsman komen niet tot elkaar. Dit resulteert in een formeel advies aan het pensioenfonds om de pensioenuitkering met terugwerkende kracht en naar de toekomst vast te stellen conform het bedrag in de toekenningsbrief. Het bedrag is diverse keren met voorbehoud gecommuniceerd. Uiteindelijk is het voorbehoud in de toekenningsbrief vervallen. De berekening van het pensioen kan een deelnemer ook niet controleren. De heer B. kon niet weten of vermoeden, dat sprake was van een onjuist vastgesteld bedrag.


Het pensioenfonds legt het advies naast zich neer. Het fonds motiveert dit met het standpunt dat een fout van een pensioenfonds niet ten laste mag komen van het collectief en het pensioenfonds dus mag corrigeren. Het tweede argument is dat klager niet heeft aangetoond dat hij een andere beslissing zou hebben genomen, of dat hij schade lijdt. De Ombudsman Pensioenen heeft verder geen middelen om iets aan dat besluit te doen en heeft klager geïnformeerd dat het niet gelukt is zijn klacht opgelost te krijgen.


De Ombudsman Pensioenen heeft naar aanleiding van deze zaak een artikel gepubliceerd in het Pensioen Magazine van december 2019. Daarmee wil de ombudsman meer aandacht vragen voor de verplichtingen uit artikel 48 Pensioenwet.

Uit de hoge hoed

Een inmiddels 86-jarige klager ontving gedurende vier jaar zonder dat er een reden voor was, een hoger partnerpensioen. Klager probeerde hierover telefonisch inlichtingen in te winnen, maar dit leidde niet tot een duidelijke verklaring voor het ineens hogere pensioen.


Wakker geschud door de telefoontjes van klager, kwam het pensioenfonds tot het inzicht dat klager geen recht had op het spontaan verhoogde pensioen. Vervolgens moest de klager aan het pensioenfonds ruim 6.000 euro terug betalen. De betalingen mocht ze over een periode van vijf jaar spreiden. Nadat de ombudsman het pensioenfonds had gewezen op de hoge leeftijd van klager en het feit dat zij bij aanvang van de hogere uitkering al had geïnformeerd naar de reden voor de verhoging, besloot het fonds het teveel uitgekeerde pensioen toch niet in te vorderen.


Het overzicht van voorbeeldzaken vindt u op de website van de Ombudsman Pensioenen.

Wie wat bewaart…

Klager was op zoek naar haar pensioen. Het betrokken pensioenfonds had zijn zaakjes goed op orde en kon klager aan de hand van kopieën van afkoopstukken laten zien dat haar pensioen al in 1976 was afgekocht.


Het is te hopen dat pensioenuitvoerders over 40 jaar eenzelfde soort bewijs van een afkoop kunnen leveren. Dit met het oog op de grote aantallen van afkoop van relatief geringe pensioenen tot de introductie van de automatische waardeoverdrachten. In jaarverslagen heeft de ombudsman meermalen gepleit voor lange bewaartermijnen van belangrijke pensioenstukken, zoals afkoopformulieren, vereveningsformulieren of aanvragen voor waardeoverdrachten. Het is plezierig om te constateren dat het inmiddels ook gebeurt.


Het overzicht van voorbeeldzaken vindt u op de website van de Ombudsman Pensioenen.