Aanbevelingen 2019
Ook dit jaar komt de ombudsman met een aanbeveling. Dit jaar is het beperkt gebleven tot een aanbeveling omdat deze nieuwe aanbeveling arbeidsintensief is en de aanbevelingen van het vorige jaarverslag nog niet zijn gerealiseerd. De aanbevelingen 2018 blijven we monitoren.
Aanbeveling: Pensioenfonds besturen maak: een redelijk beleid over hoe om te gaan met mensen die niet tijdig vragen om premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en leg het beleid goed uit op de eigen website.
De Ombudsman Pensioenen heeft in het verleden al vaker aandacht gevraagd voor de positie van arbeidsongeschikten die pensioenopbouw missen omdat ze zich te laat hebben gemeld voor premievrijstelling bij arbeidsongeschikheid. Dat gebeurde ook volgens de jaarverslagen 2015 en 2016. Eind 2019 besteedde Radar radio ook aandacht aan dit onderwerp naar aanleiding van het onderzoek dat Consument-en Geldgids had gedaan. Uit de analyse van de klachten 2019 blijkt dat dit probleem vooral voorkomt bij pensioenfondsen en nauwelijks bij verzekeraars. Daarom richt de aanbeveling zich specifiek op pensioenfonden.
Het probleem dat arbeidsongeschikten niet wisten dat ze zich tijdig bij hun pensioenfonds moeten melden, om premievrije pensioenopbouw te krijgen, bestaat al langer. In 2006 is het artikel dat regelt dat het UWV informatie over arbeidsongeschiktheid, verstrekt aan de pensioenuitvoerders in de Pensioenwet gekomen. Dit ging aanvankelijk via zelfregulering. Aanleiding om dat destijds in de wet op te nemen, was dat werknemers niet wisten dat ze zich moesten melden. Er was ook verwarring over wie verantwoordelijk was voor die melding, werkgever of werknemer. Op 15 september 2006 schrijft de toenmalige minister De Geus hierover: “De Kamer heeft de wens uitgesproken dat ongelukken door misverstanden over de aanmelding bij arbeidsongeschiktheid moeten worden voorkomen.” “Voorts ben ik bereid om, indien deze zelfregulering na twee jaar nog niet heeft geleid tot het beoogde resultaat, wettelijk te regelen dat een dergelijke contractuele afspraak met het UWV voor pensioenuitvoerders verplicht wordt”.
Artikel 34 A kwam in de Pensioenwet. Omdat de zelfregulering niet werkte is uiteindelijk het huidige artikel 37 in de Pensioenwet opgenomen. Dat artikel regelt dat het UWV de pensioenuitvoerder informeert over de arbeidsongeschiktheid van deelnemers. Die bepaling is vanaf 2011 van kracht. Hoewel de wettekst iets anders doet vermoeden, informeert het UWV alleen de pensioenuitvoerder over arbeidsongeschikte deelnemers als de pensioenuitvoerder daar actief om vraagt bij het UWV. De praktijk was echter dat lang niet elk pensioenfonds gebruik maakt van deze mogelijkheid. Als ze dat wel doen, of er recent mee zijn gestart, gebeurt dat niet altijd met terugwerkende kracht.
Dat is opmerkelijk. Sociale partners kiezen ervoor om in de pensioenregeling op te nemen, dat mensen die arbeidsongeschikt raken, toch pensioen kunnen blijven opbouwen. Ook als ze niet meer in dienst zijn van het bedrijf, waar ze werkten voordat ze arbeidsongeschikt werden. Daar betalen de werknemer en de werkgever premie voor. Tegelijkertijd wordt ook de afspraak gemaakt dat als je niet binnen een jaar aan je pensioenfonds meldt dat je arbeidsongeschikt bent, krijg je geen voortgezette pensioenopbouw. Die plicht om zelf te melden is een zware eis. Het is alleen redelijk dat van iemand te vragen als die persoon heel duidelijk is verteld, dat hij of zij die meldingsplicht heeft.
Gelukkig ontvangen we weinig klachten van mensen die recent arbeidsongeschikt zijn geworden. Dat gaat waarschijnlijk vaker goed door verbeterede voorlichting en de gegevensuitwisseling tussen het UWV en de pensioenuitvoerders.
Dat geldt echter niet voor mensen die in het verleden arbeidsongeschikt zijn geworden. In het verleden liet de communicatie van pensioenuitvoerders op dit punt vaak te wensen over. Toen moest een medewerker die arbeidsongeschikt was geworden dat zelf melden bij zijn pensioenfonds. De kans dat iemand gemist heeft dat hij of zij zich moest melden is reëel. Als die persoon nu bij het pensioenfonds aanklopt en als reactie krijgt dat hij te laat is, is dat niet redelijk. Pensioenfondsen voeren vaak aan dat ze precedentwerking vrezen en dat de kosten te hoog zullen uitvallen als ze deze groep voortgezette pensioenopbouw geven. Die stelling wordt vaak noch cijfermatig noch juridisch onderbouwd. Vandaar de aanbeveling: Pensioenfonds besturen maak een redelijk beleid over hoe om te gaan met mensen die niet tijdig vragen om premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en leg het beleid goed uit op de eigen website.
Omdat deze aanbeveling meer tijd vraagt, gaat de ombudsman in het voorjaar van 2021 onderzoeken of pensioenuitvoerders gehoor hebben gegeven aan de oproep om op hun website uit te leggen hoe ze omgaan met de premievrijstelling waar ‘te laat’ om is gevraagd.
Geen bewijs van kennis over de uitruil van het partnerpensioen
Tot verbazing van klager bleek er na het overlijden van haar echtgenoot geen partnerpensioen verzekerd. Het pensioenfonds verklaarde dat het partnerpensioen bij de pensionering van de echtgenoot van klager in 1999 was uitgeruild voor extra ouderdomspensioen.
Op geen enkele wijze kon het fonds aantonen, noch aannemelijk maken dat klager wist van de (betekenis van de) uitruil en expliciet hiermee had ingestemd.
Het pensioenfonds deelde uiteindelijk de mening van de ombudsman en kende alsnog en met terugwerkende kracht aan klager een partnerpensioen toe.
Het overzicht van voorbeeldzaken vindt u op de website van de Ombudsman Pensioenen.